|
||||||||
Waar dit Frans-Colombiaanse gezelschap voor mij een nobele onbekende was tot ik deze CD toegestuurd kreeg, leert enig opzoekingswerk mij dat ze al drie jaar geleden debuteerden met een titelloze plaat en dat ze eigenlijk een soort menggroep zijn van de Franse powerband Kouma uit Lyon en de Colombiaanse formatie Bambazu uit Cali, de niet geheel onbekende stad waar, muzikaal gezien, de salsa en de currulao -de op call-and-response gebaseerde dans- en zangvorm van de regio- hoogtij vieren. Ik heb dat debuut uit 2016 nooit gehoord en kan dus niet vergelijken, maar deze vervolgplaat overtuigt mij niet helemaal: ik hoor momenten van heel mooie harmonie en melodie, maar ik hoor net zo goed ronduit irritante herhalingen en vooral een volumeknop die constant op elf gedraaid leek tijdens de opnames. Dat is bij voorbeeld het geval met de openingstrack “Mi Sobrerito”, die doelloos in het rond lijkt te hinken en minstens een minuut te lang duurt: de gitaar ramt maar wat aan en de drummer liet voor deze track elk beetje subtiliteit achterwege. Geen beste binnenkomer en dat schrijf ik na zes draaibeurten van de plaat in verschillende omstandigheden. “Veni Adorar”, dat erop volgt, bulkt van de potentie en is echt een mogelijks straf nummer, dat alweer geen eer aangedaan wordt door de oeverloze herhaling van dezelfde gitaarriff. en zo duurt het tot “Canto de Lejos”, voor je de kans krijgt om echt te horen waar dit gezelschap toe in staat is: de gitaar én de drums worden en flink stuk meer ingehouden, zodat de knappe meerstemmige vocalen eindelijk tot hun recht komen. Dat zou een mooi vervolg hebben kunnen krijgen in “Memorias”, dat prima begint, maar uiteindelijk ook verzopen wordt in een richtingloze gitaarbrij. Het acht minuten durende “El Currulao que me llama” is ook prima luistervoer en afsluiter “La Cancion del Camino” is, wat mij betreft, het hoogtepunt van de plaat= ook hier gaan zang en instrumenten heel knap samen en wordt bewezen dat de band “het” echt wel kan, als ze maar wat bedeesder en meer teruggehouden spelen: iedereen wegblazen is makkelijk, maar je loopt wel het risico dat mensen dan ook wegblijven. De sirene-achtige zang van dat laatste nummer, in combinatie met het orgel, dat voor een keer niet alle registers gelijktijdig opentrekt, geven de oude Griek gelijk, die heel lang geleden al zei “less is more”. Jammer, maar deze plaat is, wat mij betreft, hooguit half geslaagd. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||